Het manuscript bestaat uit twee banden met verschillende herkomsten. Dit eerste deel beslaat de periode 1721 - 1733 (inv.nr. A.1658(05)), de tweede 1788 - 1795 (inv.nr. S.0120).
De bladen van deel een waren oorspronkelijk niet gepagineerd, die van deel 2 wel. In beide delen is met verschillende handen geschreven. Het betreft uitspraken in geschillen tussen loodslieden en schippers. Elke uitspraak is gedateerd, en ondertekend door de erbij betrokken personen. Het totale manuscript moet dus ontstaan zijn in de periode die het beschrijft.
Vanaf f.131 van het eerste deel worden werkzaamheden van het loodswezen geïnventariseerd, geordend naar soort dienstverlening.
Deel twee bevat kopieën van opgestelde aktes. Ze zijn vrijwel altijd ondertekend door een of meer van de volgende personen: J. Hooft, P. van de Poll en A. van Son of D. Deutz (vanaf 7 nov. 1789). Omdat het manuscript in verschillende handen is geschreven, is het waarschijnlijk dat de kopieën niet al te lange tijd na het opstellen van de originele aktes zijn gemaakt. Ook dit deel moet dus ontstaan zijn in de periode die het beschrijft.
Zoals voorin het deel in potlood is opgetekend, bevat de band talrijke gevallen van hulp aan in nood verkerende schepen op de Buitengronden, de zeegaten en op de Zuiderzee.
Voor meer informatie over het Amsterdamse loodswezen zie het artikel van C.F.L. Paul 'De Amsterdamse binnenloodsen tijdens de Republiek' In: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis Vol. 1 (1982) Nr. 1. p. 24-42.